Cooperation between Suryodaya Trust and Wild Geese

Last saturday, September 5, 2020

In this picuture our president Els Henrichs is signing the co-operation agreement between Suryodaya Trust and Wild Geese. Suryodaya is providing for a gift to the school in Palamaner to buy new computers. Wild Geese will double the amount of the gift.

Op deze foto ondertekent onze voorzitter de samenwerkingsovereenkomst met de organisatie “Wilde Ganzen”. Suryodaya stelt een bedrag beschikbaar. De organisatie “Wilde Ganzen” doen er de helft van het bedrag bij. Met het hele bedrag worden op een school in Palamaner een aantal nieuwe computers aangeschaft.

Suryodaya helpt ook in de strijd tegen COVID-19

Zoals velen van jullie ook hebben lezen is India een van de landen in de wereld de het hardst wordt getroffen door COVID-19. In het onderstaande verslag treft u een beschrijving aan van St. Thomas the Apostle Franciscan Province in India van wat met gelden van Stichting Suryodaya is gedaan voor families die kopje onder dreigde te gaan door de strenge maatregelen van de lockdowns. U kunt op de link hieronder klikken om het verslag in zijn geheel te lezen.

Completion Report of COVID-19 Fund from Suryodaya Trust

Naar de regio Martalli

[wppa type=”cover” album=”27″ size=”100%”][/wppa]
Op de vroege maandagmorgen 25 november vertrekken we richting Martalli. Aro heeft onze reis grondig voorbereid zodat we nergens onverwacht op een stoep zullen staan waar niemand thuis blijkt. John zal de komende dagen ons weer heelhuids in zijn auto door het hectische verkeer loodsen. We rijden naar het zuiden en hebben ruim een uur nodig om Bangalore uit te komen. Daarna opent zich een totaal nieuw landschap.
00 IMG_3481We rijden over een brede vierbaansweg door een streek met overvloedig water. Regen- en rivierwater wordt achter lage dammen opgespaard en een “verdieping” lager gebruikt voor de irrigatie van rijst, bananen, suikerriet, cocospalmen, citrusbomen en wat al niet meer. De dorpen ogen welvarend al duiken overal ook de armoedige nederzettingen op van de groepen die niet in de welvaart delen. India blijft ook hier een land van tegenstellingen. We verlaten na een paar uur de snelweg, die overigens door allerlei obstakels en chaotische verkeerstaferelen helemaal niet zo snel is gebleken. Het volgende traject is een tweebaansweg vol kuilen en gaten. Ondanks de ook vaak zichtbare welvaart wordt veel suikerriet nog met overvolle ossenwagens naar de fabriek gereden. Bovenop de lading zitten vrolijke jongemannen, die niet zachtzinnig met hun trekdieren omgaan. Na een lange rit door deze caleidoscoop van beelden, geuren en geluiden, bereiken we plotseling de grote Cauvary-rivier. Met een lange brug passeren we het ondiepe, brede water en kort daarna komen we aan in het dorp Kollegal. Het is een flink dorp waar we betrokken zijn bij een basisschool (zeven klassen) met zo’n 1000 leerlingen. We hebben die school geholpen bij het opzetten van computeronderwijs voor groep zeven. Het moet voorkomen dat de kinderen al een achterstand hebben op hun leeftijdgenootjes als ze de basisschool verlaten. Om ook de armste kinderen de kans te geven het goede onderwijs van deze school te volgen steunen we daarnaast een aantal kinderen met schoolgeld, boeken en uniformen.

We maken een rondgang door de school en spreken met de leiding. We leren dat er in totaal 15 leerkrachten zijn, waarvan er zes betaald worden door de regering en negen door de school zelf. Het verschil in beloning is enorm. Het basissalaris van een onderwijzer in dienst van de school is Rs. 3.500 per maand, het eindsalaris van een onderwijzer betaald door de regering kan oplopen tot Rs. 40.000 per maand. Voor hetzelfde werk! Dit is onder meer het gevolg van inconsistent regeringsbeleid en corruptie. De wetgeving rond het recht op onderwijs is op zichzelf niet slecht, maar de uitvoering laat ernstig te wensen over.
Ik bezoek natuurlijk ook het computerlokaal. Alle kinderen van groep 7 krijgen een jaar lang 2 x 45 min. per week les in de basisbeginselen van het omgaan met een computer. De ene les instructie zonder computers, de andere les met z’n tweeën aan 1 computer. Twee leerkrachten zijn daarvoor verantwoordelijk. De groepen zijn enorm. In het instructielokaal zitten ongeveer 60 leerlingen. In het “computer-lab” zijn maar 15 computers en er kunnen per computer 2 leerlingen werken. Het is nog minimaal, maar er is tenminste een begin gemaakt.
In de middag vertrekken we naar Martalli. We rijden nu door een bergachtig landschap. We passeren een heuvelrug met veel bos en doorkruisen een breed dal naar een andere heuvelrug. Hier komen we in een zeer groot bosgebied dat doorloopt tot in Kerala. Het is dun bevolkt en ongerept. Het is een prachtige tocht. John heeft hier vaak pauwen gezien en zelfs ooit een luipaard. Op nog een uurtje rijden hiervandaan komen wilde olifanten voor. We gaan die kant echter niet op (jammer), en komen na een lange afdaling in Martalli aan.
We slapen in de oude pastorie, een relatief groot, betonnen gebouw met een ruime veranda. Aan de buitenkant ziet het er vriendelijk uit met verwassen pastelkleuren. Binnen zijn de kamers hoog en nodig aan een opknapbeurt toe. In onze slaapruimte is een deel als badkamer afgezonderd. Er is een kleine wc-pot met de allersimpelste bril, die natuurlijk niet past en los zit. Er is een kraan en er zijn emmers, voldoende voor een “Indian shower”. Op het eerste gezicht is er geen jaren schoongemaakt, maar bij nader inzien zitten de vlekken en verkleuringen vast in de vloer en de wanden. Er wordt dus wel schoongemaakt maar zonder schoonmaakmiddelen. Dan krijg je dat effect.

Al voor 5.00 uur in de morgen worden we gewekt door luide muziek en oproep tot gebed. In India doen Moslims, Christenen en Hindoes niet voor elkaar onder wat dat betreft. Na het ontbijt gaan we naar Otterthotti, waar we ook betrokken zijn bij een basisschool. Een onverharde weg voert ons verder het groene, vruchtbare dal in. Het ziet er hier paradijselijk uit. We hoorden dat het drie jaar extreem weinig heeft geregend en dat deze droogte veel schade heeft aangericht. We zien veel dode cocosnootbomen, maar door de regens van de afgelopen maanden oogt alles weer fris en groen. De rivier door het dal voert echter geen water. Het probleem is daarom nog niet voorbij werd ons verteld. Niettemin ziet het er voor ons nu prachtig uit.
In Otterthotti staan de tweehonderd schoolkinderen en hun vijf docenten al klaar om ons welkom te heten. In dit kleine dorp staat een basisschool van 5 klassen waar de kinderen les krijgen in hun eigen taal (Tamil). Wij betalen ook op deze school voor de armste kinderen schoolgeld, boeken en uniformen. De leerlingen in frisse blauwe uniformen hebben er duidelijk zin in om hun voorstelling te spelen. Het is een aandoenlijk tafereel met kinderen die eenvoudige dansjes uitvoeren en Engelse teksten zingen over school en leren en andere kinderdingen. De docenten hebben de teksten gemaakt en de kinderen hebben ze van buiten geleerd. Het slot wordt gevormd door een soort choreografie op de maat van een trom die enthousiast wordt geslagen door een schooljongen. Je zou kunnen zeggen een combinatie van line-dance, militaire exercitie en Noord-Koreaanse massa-regie. Het slotbeeld van de voorstelling is een lotusbloem. De schoolleiding spreekt helaas een variant van Indiaas Engels die een langer verblijf in het land nodig heeft om voor ons verstaanbaar te zijn. Het maakt conversatie wat moeizaam. Gelukkig kunnen zij ons wel verstaan zodat het Engelse toespraakje dat Els voor de kinderen houdt in goed Tamil kan worden vertaald.

De volgende ochtend brengen we een bezoek aan de basisschool in Martalli en die avond worden we toegesproken door de meisjes van het Suryodaya-internaat, die wij financieel steunen bij hun scholing. Zij blijken ook nog wat dansen voor ons in petto te hebben. Nu is het mijn beurt om een stichtelijk woord tot hen te richten over het belang van goed onderwijs.

Op onze laatste dag in Martalli bezoeken we de highschool (klassen 8-10) en het college (klassen 11-12), die op dezelfde manier als de basisschool door ons worden gesteund. We hebben een bijeenkomst met de schoolleiders en hun teams. Ze nemen uitgebreid de tijd om antwoord te geven op onze vragen en leiden ons rond door de school. Die blijkt tot frustratie van het team nog over geen enkele computer te beschikken. Wel heeft de overheid een grote UPS (noodstroomvoorziening) en computertafels geleverd, maar de beloofde computers zijn na een regeringswisseling niet meer gekomen. Een bizar lokaal is het gevolg: computertafels, netwerkbekabeling, een UPS, maar geen computers. Naast deze ongerijmdheid blijkt de scholen ook te kampen met het probleem van onvoldoende personeel. We komen in klassen met meer dan zestig leerlingen. Er is geen andere school in de buurt waar de ouders hun kinderen heen kunnen sturen. Hier laat de overheid het opzichtig afweten. En dat in een land dat onlangs een missie naar Mars heeft gestuurd. India blijft verbazen. De kinderen zijn met die verbazing niet geholpen. Die hebben meer aan concrete actie, al is het uit een ver en onbekend land. Daarom blijft Suryodaya ze steunen en zij tonen hun waardering daarvoor door de bezoekers van telkens te verwelkomen met zang en dans. Daar hebben we van genoten.

Janus Kolen (tekst) en Els Berendts (foto’s)

Geplaatst in Niet gecategoriseerd

In Aro’s geboortedorp

[wppa type=”cover” album=”26″ size=”100%”][/wppa]

Bezoek aan Aro’s geboortedorp.

De afgelopen week verbleven we in het geboortedorp van Aro. Zoals de meeste van onze donateurs zullen weten heeft Aro, samen met haar Nederlanse man John, Suryodaya opgericht. Een deel van de familie van Aro woont nog in het dorp en verleende ons gastvrijheid. Het was een interessante ervaring. Aro vertelde over haar jeugd en we konden met eigen ogen zien welke ontwikkeling de streek en het dorp hebben doorgemaakt in de afgelopen decennia.

Het dorp ligt in Andhra Pradesh in Zuid-India, zo’n 270 kilometer ten noorden van Bangalore. Het landschap is vlak, maar wordt begrensd door de helling van een langgerekte tafelberg. Het klimaat is droog en heet, met een korte regentijd in augustus-oktober. Zonder irrigatie is de landbouw afhankelijk van die regen, maar met irrigatie is de grond op veel plaatsen vruchtbaar en kan soms wel drie keer per jaar worden geoogst. Water is dus heel belangrijk.

Verspreid in deze streek liggen een paar provinciesteden zoals Anantapur en Tadipathri en een groot aantal kleine dorpen. Aro groeide op in een van die dorpen: Avulattipayapalli. In haar jeugd woonden er dertig families, allemaal van de Reddy-kaste, aan de ene kant van het dorp de katholieken, aan de andere kant de hindoes. Reddies zijn boeren. De families bezaten veel van de om het dorp heen gelegen grond. De arbeiders woonden buiten het dorp in hun eigen, armere nederzettingen. Dat waren mensen van lagere kaste en kastenlozen. Ook de wasman of -vrouw, de kapper, de pottenbakker, de smid, etc. waren niet te vinden in het dorp, maar in de nabijgelegen stad Tadipathri en de omliggende dorpen.

In Aro’s jeugd bestond het dorp uit een paar straatjes, waaraan zo’n dertig grote, rechthoekige huizen stonden zonder verdieping en met platte daken. In elk huis woonde een extended family, met grootouders, ongetrouwde en getrouwde kinderen en hun kroost. De huizen waren deels aan elkaar gebouwd en hadden degelijke muren van vakkundig gestapelde natuurstenen en kleine ramen. Tezamen vormden ze een min of meer gesloten geheel dat van een afstand een fort-achtige indruk maakte. Verspreid in het dorp stonden een paar zeer grote, oude bomen die voor veel schaduw zorgden. De huizen waren redelijk groot, tot wel 15 meter breed, afhankelijk van de welstand van de bewoners. De daken werden gedragen door rijen ronde houten pilaren en waren gedekt met een dikke laag waterdichte klei. Aan de straatkant was een veranda. Achter de veranda was de enige deur die toegang gaf tot een grote, open ruimte waarvan een deel verhoogd was. Op het hoge deel woonden de mensen. Onder de verhoging was ruimte voor opslag van graan en voedsel via mangaten in de vloer met deksels. De rest van het huis was voor het vee, meestal melkkoeien (buffels) en trekdieren (ossen). De deur van het huis was versierd met eenvoudig snijwerk waaraan je de godsdienst van de inwoners kon herkennen. Voor de rest was er nauwelijks versiering. In sommige huizen was een deel van de veranda dichtgemaakt tot een klein kamertje. Dit was de enige plek in huis waar je prive kon zijn. Omdat jonggetrouwden er hun eerste huwelijksnachten mochten beleven werd het ook wel de “brides-room” genoemd. In zo’n huis is Aro opgegroeid, onder één dak met haar familie en het vee. Ze bracht als kind de melk van de boerderij naar de stad, in een kruik op het hoofd. Hoe ze later in Nederland terecht kwam, daar medicijnen studeerde en nu als gepensioneerd arts nog dagelijks actief is voor “haar” stichting Suryodaya is een bijzonder verhaal dat het verdient nog eens in zijn geheel verteld te worden.

Sinds Aro’s jeugd is veel veranderd. Vooral de laatste decennia is veel grond geirrigeerd met behulp van putten. Er is ook veel grond die braak lag ontgonnen en in productie genomen. De streek is dus wel degelijk vooruit gegaan. Daarvan heeft echter lang niet iedereen geprofiteerd. Er zijn nog erg veel mensen die van een paar Euro per dag moeten rondkomen. Een ritje door de streek maakt dat ook snel duidelijk. Welvarende landbouwpercelen met zona (een soort mais), zonnebloemen, palm- en citrusbomen worden afgewisseld door woeste grond en droge percelen waar kleine boeren proberen met regenafhankelijke landbouw het hoofd boven water te houden. Hen ontbreekt het benodigde kapitaal om hun bedrijfje verder te ontwikkelen. Meestal gaat dat gepaard met een gebrek aan opleiding en kennis om zich uit hun uitzichtloze situatie te ontworstelen. Ossekarren worden ingehaald door tractoren. Langs de weg armoedige nederzettingen van doodarme mensen, maar in de steden ook een drukte van personenauto’s en motoren en goed voorziene winkels waar een groeiende middenklassen voor eenvoudige luxe terecht kan. En overal mobieltjes met voor wie het kan betalen zelfs een mobiele internetverbinding. Maar zoals op het platteland van Frankrijk en Spanje hebben ook hier de kleine dorpen het moeilijk. We zagen het in Aro’s dorp.
Eigenlijk is er van het oude dorp niet veel over. Er zijn nog maar een paar originele huizen. Verschillende zijn ingestort en worden als stal gebruikt. Anderen zijn verbouwd tot modernere woningen. Mensen en vee wonen niet meer samen. Er wonen nu nog maar twaalf Reddy-families in het dorp en een twintigtal herder-families, een lagere kaste. Ook het familiehuis van Aro is nu een stal.We logeren in het gemoderniseerde huis van de neef van Aro, naast het eenvoudige katholieke kerkje dat eind 19e eeuw door een Nederlandse missionaris werd gebouwd. In zijn stal naast het huis staan een twaalftal buffels, de enige nog in het dorp. De herders hebben alleen schapen die deels binnen de nu dakloze muren van de oude huizen worden opgehokt voor de nacht.

De weggetrokken Reddy-families zijn, zoals Aro ons vertelde, allemaal hogerop gekomen. Hun kinderen gingen studeren en zochten banen in de steden. Voor de ouders verdween daarmee de zin om de boerderijen aan te houden en met hun krachten verdween de boerendynamiek uit het dorp. Nu is de ruimte ingenomen door herders die hun schapen wijden op de resterende nog braakliggende grond. De boerenfamilies zijn weggetrokken en anderen hebben het gat gevuld en er een bron van bestaan gevonden. De streek als geheel is onmiskenbaar verder tot ontwikkeling gekomen. Het oude dorp is grotendeels verdwenen, maar er zijn nieuwe kansen voor in de plaats gekomen.

 

Geplaatst in Niet gecategoriseerd